Kort Commentaar Omgevingsrecht | Week 16

15 april 2025

In deze blogreeks wordt wekelijks een aantal relevante uitspraken van de (Voorzieningenrechter )
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State besproken. In deze aflevering: Tegelen als
klassieker, een dakopbouw die niet door de beugel kon, toch directe planschade en wederom
bloembollen

Woningbouw Nijkerk (ECLI:NL:RVS:2025:1561)

De Raad van Nijkerk stelt in 2023 een bestemmingsplan vast dat de bouw van 44 woningen mogelijk
maakt in een inbreidingslocatie. Het plan treedt in werking en het College verleent op basis hiervan in
2025 een omgevingsvergunning voor 9 woningen in het plangebied. Een veevoederfabriek in de
omgeving op circa 250 meter stelt dat haar productieproces voor stof- en geurhinder kan zorgen en
maakt bezwaar tegen de omgevingsvergunning. De fabriek wil voorkomen dat er bij de beslissing op
bezwaar wordt getoetst aan het nieuwe plan, zij verwijst daarvoor naar de klassieke Tegelen uitspraak uit 1999 (ECLI:NL:RVS:1999: AA 4296). en vraagt daarom schorsing van het gedeelte van het plan waar de 9 woningen betrekking op heeft.

De Voorzieningenrechter toetst het verzoek aan het criterium of er redenen zijn aan te nemen dat deze ruimtelijke ontwikkeling niet in overeenstemming zou zijn met een goede ruimtelijke ordening.

Zowel het oordeel over de geurbelasting die zal optreden voor de 9 woningen, de mogelijke stofhinder vallen uit in het nadeel van verzoeker. Ook worden er door de nieuwbouw geen cumulatieve effecten verwacht die gevolgen voor het milieu hebben.

De conclusie luidt dus: de praktijk zal nog steeds rekening moeten houden met de gevolgen van de Tegelen uitspraak die ertoe leidt dat er getoetst wordt aan een nieuw, nog niet onherroepelijk plan. Verzoek afgewezen.

Dakopbouw drie centimeter te ver (ECLI:NL:RVS:2025:1553).

Het College van Zaandam vond het onevenredig om nog op te treden tegen een 17 jaar oude dakopbouw
die 3 centimeter verkeerd stond. Echter, de rechtbank dacht daar bij uitspraak van 27 augustus 2024 (ECLI: NL:RBNHO:2024:8648) anders over en oordeelde streng. Handhaven is niet onevenredig: de hoge kosten zijn geen geldig argument, dat de overtreding als meer dan 15 jaar geleden heeft plaatsgevonden ook niet. De rechtbank wijst er op dat legalisatie is uitgesloten en dat de buren enige hinder van de overtreding ondervinden als zij zelf op eigen grond een dakopbouw willen aanbrengen. Hun eigendomsrecht moet worden gerespecteerd, aldus de rechtbank.

Het College besluit vervolgens om alsnog te handhaven met een last onder dwangsom en de overtreder dient vervolgens een schorsingsverzoek in tegen dit besluit van het College.

De Voorzieningenrechter weegt de aan de orde zijnde belangen af.
Het is de Voorzieningenrechter niet gebleken dat de belangen van het College en de buren bij het voldoen aan de last zo dringend zijn dat de uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank niet kan worden afgewacht. Het belang van de overtreder is wel groot omdat hij bij schorsing vooralsnog niet hoeft af te breken en de hoger beroep uitspraak kan afwachten.

Het besluit van het College wordt dan ook geschorst en de eigenaar van de dakopbouw kan de uitspraak in hoger beroep afwachten.

Een dakopbouw met enkele centimeters overschrijding, of een andere kleine overschrijding kan, zo is al vaker gebleken, de gemoederen doen verhitten. Als College word je daarin betrokken middels een
schorsingsverzoek en kan het gebeuren dat je een besluit moet nemen dat je eerst ongewenst vond,
zoals in deze zaak.

Toch wel directe planschade (ECLI: NL:RVS: 2025: 1569)..

In deze zaak had een appellant succes bij de Afdeling.

Het ging om een scheepswerf in de gemeente Krimpenerwaard.
Het College was, na advies van SAOZ van mening dat er geen sprake was van waardevermindering door de planwijziging. Weliswaar was er sprake van enige beperking in de gebruiksmogelijkheid maar dat leidde niet tot waardedaling. De werf kon toch niet worden gebruikt voor grotere metalen schepen. Bij de rechtbank had de scheepswerf geen succes maar bij de Afdeling wel. Ter zitting bleek dat , anders dan het College meende, de percelen van de werf over een breedte van 60 meter en een lengte van 75 meter aan het water grensden. De gebruiksmogelijkheden waren dus ruimer dan gedacht en de beroepsgrond was daarmee gegrond.

Er dient een taxatie van de schade plaats te vinden. Daarna zal het College , een nieuw besluit nemen.
De procedure loopt overigens al 6 jaar.

De regeling van de planschade ( in feite onder nieuw recht: nadeelcompensatie) is onder de
Omgevingswet aanzienlijk veranderd. We zullen echter de komende jaren nog geregeld uitspraken
kunnen verwachten op basis van de oude regels gelet op de inhoud van het overgangsrecht. Zo is het
oude recht bijvoorbeeld nog 5 jaar na inwerkingtreding van toepassing op vastgestelde besluiten,
onherroepelijke besluiten en van kracht geworden besluiten van voor 2024. Tevens nog 5 jaar van
toepassing op besluiten die voor 2024 in voorbereiding waren en na inwerkingtreding van de Ow. zijn
vastgesteld.

De oude vertrouwde planschade blijft dus nog jaren van groot praktisch belang.

Weer bloembollen (ECLI:NL:RVS:2025:1513).

In dit schorsingsverzoek werd ,opnieuw, een poging gedaan om een bestemmingsplan van de gemeente Sint Michielsgestel op onderdelen geschorst te krijgen. Het ging om de vergroting van een bouwblok. Door die vergroting werd ter plaatse de opslag van teeltmateriaal voor bloembollen, een spoelinstallatie en een waterbassin mogelijk. De verzoekers die in de omgeving woonden, beriepen zich op algemene onderzoeken waaruit een zeker risico voor hun gezondheid zou voortvloeien waardoor een goed woon -en leefklimaat niet verzekerd was. De Voorzitter ging hierin niet mee. Bij een hernieuwd verzoek om een voorlopige voorziening moet er aangetoond worden dat er nieuwe feiten en omstandigheden zijn die een voorziening rechtvaardigen. Dat was hier niet het geval, immers de risico’s waarop verzoekers een beroep deden zijn niet nieuw en hadden al eerder aan de orde kunnen worden gesteld.

NB:

Bloembollen blijven de gemoederen verhitten , zowel in civiele rechtspraak als ook in het
bestuursrecht.

Als kanttekening bij deze uitspraak geldt dat die risico’s beschreven in algemene onderzoeken waarnaar werd verwezen niet betrekking hebben op de opslag van teeltmateriaal als zodanig maar op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen bij die teelt. Dat laatste was in deze zaak niet aan de orde.

De uitspraak van de Voorzieningenrechter dat er sprake moet zijn van nieuwe feiten en omstandigheden bij een hernieuwd verzoek past in een bestendige lijn in de jurisprudentie.

GERELATEERDE ACTUALITEITEN