Geuroverlast, geluidsoverlast: in een compact land als Nederland ontkomen we er niet altijd aan. Vaak blijft de hinder acceptabel en incidenteel en leidt dit niet tot grote problemen. Soms ook wel, in die gevallen kan er reden zijn om naar de rechter te stappen.
Mogelijk is u bekend dat bepaald handelen onrechtmatig kan zijn, ondanks dat een vergunning is verleend. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 5 oktober 2016 van de rechtbank Noord-Nederland. In die uitspraak was de bouw van een studentenwoning vergund, maar toch oordeelde de civiele rechter dat het bouwwerk moest worden afgebroken, omdat de hinder die door het pand wordt ondervonden zodanig ernstig was dat er sprake was van onrechtmatige hinder.
In een kwestie waarover de Hoge Raad op 6 juni 2017 uitspraak deed (ECLI:NL:HR:2017:1106), speelde geuroverlast door een pluimveehouderij. Deze pluimveehouderij beschikte gedurende (onder andere) de periode 2002 tot en met 2008 over de benodigde vergunningen. Weinig aan de hand, zou men denken. Naast deze pluimveehouderij was een recreatiewoning gelegen en de eigenaren van deze woning ondervonden al gedurende lange tijd overlast; al vanaf 2002. De geur van de pluimveehouderij maakte de woning minder aantrekkelijk om te huren en de eigenaren leden daardoor schade.
De rechtbank en het Hof oordeelden dat er in dit geval sprake was van onrechtmatige hinder en kenden het verzoek om een verklaring voor recht over de onrechtmatige hinder toe. Het Hof baseerde zich met name op een rapport dat door de eigenaren van de recreatiewoning was ingediend. Daarin werd genoemd dat in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij zou worden aangemerkt als ‘onaangenaam’ tot ‘zeer onaangenaam’ en de geurhinder zou overeenkomen met een ‘tamelijk slecht’ tot ‘slecht’ leefklimaat. Deze wet is echter pas in 2007 in werking getreden, en gold dus nog niet gedurende het grootste deel van de periode dat er overlast was. Het Hof vond dat zij inspiratie mocht putten uit deze nieuwe regeling, omdat eerdere beleidsregels geen bruikbare inzichten boden bij het vaststellen van de geurhinder.
De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en vond het oordeel van het Hof voldoende gemotiveerd. In cassatie werd de vordering van de pluimveehouders dus afgewezen en hen wacht een schadeclaim voor de periode 2002 tot en met 2008.
Uit deze uitspraak blijkt (maar eens te meer) dat een vergunning alleen onvoldoende zekerheid biedt over de rechtmatigheid van het vergunde handelen en voorzichtigheid is dan ook geboden.
Heeft u vragen over vergunningen of een bestemminsplan? Neemt u dan gerust contact op met ons kantoor.
Neemt u gerust contact met ons op. Wij helpen u graag verder!
Meldt u zich vrijblijvend aan voor onze nieuwsbrief.
Download het bestand.
Dehaanlaw.nl maakt gebruik van cookies
Als u kiest voor ’Nodige cookies’ plaatsen wij slechts functionele en analytische cookies met weinig tot geen gevolgen voor uw privacy. Indien u kiest voor ‘Alle cookies’ plaatsen wij ook tracking cookies waarmee wij informatie over u verzamelen om u gepersonaliseerde content aan te kunnen bieden. U geeft hiermee tevens toestemming voor het verwerken van de middels deze cookies verkregen persoonsgegevens conform ons Privacy Statement en Cookie Statement.
Necessary cookies are absolutely essential for the website to function properly. This category only includes cookies that ensures basic functionalities and security features of the website. These cookies do not store any personal information.
Any cookies that may not be particularly necessary for the website to function and is used specifically to collect user personal data via analytics, ads, other embedded contents are termed as non-necessary cookies. It is mandatory to procure user consent prior to running these cookies on your website.
Undefined cookies are those that are being analyzed and have not been classified into a category as yet.